Navigatie op het IJsselmeer, Markermeer en de Randmeren

Scheepvaartnavigatie

Dit is de oudste methode om op zee de weg te vinden, door het observeren van kenbare punten aan of nabij de wal. Men noemt deze navigatie ook kustnavigatie. Torens, vuurtorens, landhoeken, bergtoppen, vaste bakens e.d. zijn daarvoor het meest aangewezen; voorwerpen die kunnen zijn afgedreven, zoals tonnen, komen pas op de tweede plaats.

's Nachts gebruikt men de kustverlichting, bij slecht zicht (mist, sneeuw) of gedoofde vuren kan men luisteren naar mistseinen en brulboeien. Indien er variatie in waterdiepte is, kan men gebruik maken van een (diep)lood of echoloding. Een juiste positie kan worden bepaald door het (gelijktijdig) nemen van twee of meer peilingen met behulp van een kompas. Het zuiverst werkt men als men een merklijn bevaart, dwz. twee punten op de wal ineen houdt of noteert wanneer men een merklijn snijdt. Ook kan een richtingsbepaling gecombineerd worden met een afstandmeting c.q. een hoekmeting. Voor kustnavigatie heeft men goede, bijgewerkte zeekaarten nodig. Verder staan gegevens in lichtenlijsten, zeemansgidsen, betonningsstaten, variatie-, getij-, stroom- en weerkaarten.

Navigatie in lastige kustwateren vereist plaatselijke kennis, waarvoor de hulp van een loods kan worden ingeroepen. Maar voor het navigeren op de binnenmeren van Nederland is dat meestal niet nodig, zeker niet voor de recreant.